Als ik het trapje afdaal om mijn kwast uit te spoelen realiseer ik me dat ik al zeker een kwartier motorgeluid hoor. Op zich rijdt hier wel eens een motor voorbij, of een hele zwerm zoals met Hemelvaart of Pinksteren. Maar zo lang aan een stuk? Ik open de luiken – die dicht zitten om niet uit het raam te vallen – en sluit ze ook weer als de gesmeerde bliksem. Het hele schoolplein vol met bijen! Er gaan er altijd eerst een paar op verkenning uit, en als ze dan een geschikte plek vinden briefen ze de locatie door aan hun achterban. Ze beelden de route zelfs uit met vliegbewegingen. Of – volgens de leer van Rob – ze zetten het gewoon op het bijeninternet.
Oké, hoog en vooral veel bezoek dus. De invasie komt eerlijk gezegd niet helemaal onverwacht. Eerder deze week hebben we bijenkasten opgehaald bij een uiterst aimabele Belg. Hij heeft wat jaren geleden zijn zaak verkocht en woont nu zelfvoorzienend in de Morvan. Jaloersmakend wat hij allemaal heeft, kan en doet. Grote groenten, dieren, noten- en vruchtenbomen, honey you name it! Daarnaast kan hij alles maken wat zijn ogen zien, of het nu van ijzer, hout of steen is. Met zo iemand is het interessant kouten vindt Rob, dus die twee houden elkaar gezellig aan de praat.
Ik praat intussen met een van zijn dochters die polshoogte is komen nemen. Een jaar of 7 schat ik haar. Ze krijgt thuisonderwijs en ik ben benieuwd of ze nog wel eens in België komt. O ja zeker. Laatst nog. Voordat ik ‘leuk zeg’ heb kunnen reageren, roept ze vol walging: ‘Het was viés, drúk, lélijk, ik snap écht niet dat mensen daar kunnen leven! Waarom gaat niet iedereen wonen zoals wij? Hier is plaats genoeg.’
Ik kom in de merkwaardige positie om een heleboel mensen (mijzelf incluis) te verdedigen die ik eigenlijk diep in mijn hart ook niet snap. ‘Kijk, jouw vader is handig en je moeder denk ik ook (ik heb haar nog niet gezien). Maar er zijn ook mensen die afhankelijk zijn van winkels en bedrijven. Want mensen moeten geld verdienen om spullen te kopen.’ Ze kijkt me niet-begrijpend aan. Houwen zo.
Volgende dag naar Villapourçon om wat rollen vuilniszakken te halen bij het postagentschap (trouwe lezers kennen deze branchevreemde kronkel inmiddels, zie blog 12). Terug op de parkeerplaats kijk ik nog even naar de opgeplakte posters op de opgeheven halte, de plek waar je brocantes en dorpsfeesten op het spoor komt. Ik word aangesproken door een kleine oude man. Tachtig? Vijfentachtig? Hij houdt mij voor toerist en vraagt of ik al eens bij de watervallen van Dragne ben geweest of anders ‘a lalasoez sur soeziesoez’. Dat laatste zei hij natuurlijk niet precies zo, maar ik kan meestal maar 50% volgen.
Ik vertel van de school van Le Puits. Aha! Daar hebben mijn twee broers ook opgezeten. Praterdepraat. Zelf ging hij in Villapourçon naar school, ongeveer net zover van zijn woonplaats. Dagelijks te voet naar Villapourçon vanaf zijn dorpje moet ik weten. Door weer en wind, zomer en winter. Door weer en wind, moet ik nog een keer weten. Maar wat een mooie route! Heb ik wellicht zin om mee naar zijn huis te lopen? Ik aarzel want het is snikheet en ook: vreemde man versus opvoeding. Maar bewegen is gezond en ik wil ook zijn – vermoedelijke – gastvrijheid niet afslaan. Ik stem in en meld dat ik dan wel even de vuilniszakken in de auto leg. Dit begrijpt hij als ‘we gaan met de auto!’ en springt er meteen in.
Het is inderdaad een mooie route kronkelend omhoog. Tijdens het ritje van ongeveer 4 kilometer praat hij honderduit. Allereerst moet ik zijn naam onthouden en herhalen. Het is het Franse equivalent van Jan de Vries, dus dat vergeet ik echt niet meer. En de school, ja de school. Weet ik dat er een marmermijn voor de deur lag? Ja dat weet ik, de restanten zijn nog aanwezig. En dat in de oorlog de meester met de kinderen de mijngang inkroop om te schuilen voor bommen? Nee dat wist ik niet. En voordat ik mijn bewondering voor deze inventiviteit kan uiten, is zijn stem een octaaf gezakt en zegt hij afkeurend: ‘Stel je voor dat de ingang was geraakt en ingestort? Dan zaten ze gevangen!’. Ik denk: nee dan een bom op je alpino. Het gesprek krijgt geen vervolg, want we zijn op de eindbestemming.
Ik stap beleefd uit. Ook hij staat zo buiten en loopt naar de dame en heer die op het stoepje van de boerderij zitten te filosoferen / luiwammessen. ‘Ik woon daar verderop’, wijst hij. ‘Hier woont mijn neef’, zegt hij glunderend. Ik kan me niet aan de veronderstelling onttrekken dat hij dit een mooiere bestemming vindt, want hij lacht van oor tot oor. Hij heeft zijn doel bereikt: Neef en nicht (vrouw?) zijn duidelijk verbaasd. Wie is die vrouw, half zijn leeftijd en dubbel zijn lengte? Wat heeft die ouwe nu weer geregeld?
Vriendelijk doch resoluut word ik uitgezwaaid. Hier is geen woord Frans bij. Ik word geacht nu wel weer ‘op te oepelen’.
Wil je meer foto’s / berichten zien van onze plek ‘Le Puits du Bonheur’?
Volg ons op Instagram of op Facebook!
Huren? Beschikbaarheid en prijzen staan tegenwoordig op Natuurhuisje.
Leuk om weer even van je te lezen Heleen!
Dank je Yvonne! Er is ook een blog 20, ik mailde de oude link.
Het is er zooo heerlijk, je wilt altijd terug!
Altijd welkom 😉!
Erg leuk weer. 😊
Dank je wel Samantha!